Meestal zegt proceskwaliteit in de kinderopvang iets over de kwaliteit van de groep. Maar daarbij blijft mogelijke variatie binnen de groep onderbelicht. Individuele kinderen in de groep kunnen verschillende ervaringen hebben, blijkt ook uit eerder onderzoek. Dus kijken naar kwaliteit op basis van de ervaringen van individuele kinderen geeft een aanvullend perspectief op kwaliteit. Dat doen we in dit rapport op basis van individuele kindobservaties van ruim 3800 videofragmenten.
Belangrijkste bevindingen
- Individuele kinderen ervaren grote verschillen in kwaliteit. Niet alle kinderen krijgen dezelfde mate van aandacht en stimulering, ook niet binnen dezelfde groep. Voor sommige kinderen blijkt dat zij vrijwel geen interacties hebben met de medewerkers en/of de andere kinderen.
- Ook voor welbevinden zien we uitersten: er zijn binnen dezelfde groep kinderen met een laag welbevinden en kinderen met een hoog welbevinden. Kinderen die meer positieve interacties hebben met pedagogisch medewerkers, hebben een hoger welbevinden. Het welbevinden is ook hoger naarmate kinderen meer positieve interacties met andere kinderen hebben, vooral in de buitenschoolse opvang.
- Ook de speel/werkhouding van kinderen is hoger wanneer zij meer positieve interacties hebben met pedagogisch medewerkers en met andere kinderen.
- Dus interacties zijn essentieel voor kinderen, voor hun welbevinden maar ook voor de betrokkenheid die ze laten zien in spel en (routine) activiteiten.
Wat betekent dit voor de kinderopvang?
- Voor alle opvangsoorten zijn de interacties met de pedagogisch medewerkers essentieel voor hun welbevinden, speel/werkhouding en gedrag. Het is daarbij belangrijk dat pedagogisch medewerking sensititief op de behoeften van kinderen reageren, hun ideëen volgen en hun autonomie bevorderen, en een duidelijke structuur bieden waarin kinderen weten welk gedrag er van hen verwacht wordt. Voor de buitenschoolse opvang blijkt daarnaast dat het belangrijk is dat pedagogisch medewerkers variatie aan materialen en activiteiten aanbieden en kinderen uitdagen in hun (denk)ontwikkeling en goede feedback geven. Wanneer pedagogisch medewerkers dit doen, zijn kinderen meer betrokken en zelfstandig, en laten ze meer gewenst gedrag zien.
- Ook de interacties tussen kinderen onderling zijn belangrijk. In alle opvangsoorten is het welbevinden hoger wanneer kinderen meer interacties hebben met leeftijdsgenoten. Ook laten kinderen een betere speel/werkhouding zien wanneer er meer interactie is met andere kinderen. In de peuteropvang en de buitenschoolse opvang zijn er ook meer conflicten naarmate er meer interacties zijn tussen kinderen. Dus de rol van de pedagogisch medewerker is hierin ook van belang om de kinderen te ondersteunen in het goed oplossen van ruzies, het bevorderen van empathie en pro-sociaal gedrag.
Conclusie
Het individuele kindperspectief en het groepsperspectief op kwaliteit zijn nauw met elkaar verweven. Het welbevinden van kinderen hangt namelijk samen met de mate waarin de medewerkers sensitief zijn naar de groep, de mate waarin er een positieve sfeer heerst in de groep en de mate waarin de interacties tussen kinderen bevorderd worden. Hieruit kunnen we afleiden dat het bevorderen van het individuele welbevinden van kinderen begint bij het creëren van een goede, positieve sfeer waarbij er aandacht is voor álle kinderen en een sociaal bewustzijn wordt gestimuleerd. Hier leest u het rapport en de infographic |